Bijlage A.  De positie en taak van de vrouw in de gemeente

 

A.1. De positie van de vrouw tegenover God

 

"Want gij allen die in Christus Jezus gedoopt zijt[1], hebt u met Christus bekleed. Hierbij is geen sprake van ... mannelijk en vrouwelijk ... gij zijt immers één in Christus."

(Galaten 3:26-28)

 

Man en vrouw zijn allebei kinderen van God, allebei zijn ze in Christus gedoopt. Wat dat betreft is er geen verschil in hun geestelijke positie[2].

 

"een even kostbaar geloof" (2 Petrus 1:1)

"mede-erfgenamen van het eeuwig leven" (1 Petrus 3:7)

 

 

A.2. De bijbel noemt een hele reeks vrouwen die actief waren in de gemeente, in           het werk van God

 

- Vrouwen zijn met de discipelen verenigd in gebed (Hand. 1:14).

- De Geest wordt evengoed op vrouwen (dochters, dienstmaagden) uitgestort (Hand. 2:17,18).

- Vrouwen worden met ere genoemd onder de eerst-bekeerden van een bepaalde plaats:                Damaris, in Athene (Hand. 17:34); Lydia de purperverkoopster, de eerste uit Europa (Hand.          16:14,15).

- Tabitha uit Joppe, was onmisbaar diaconaal (hulpverlenend) in de gemeente actief (Hand.            9:36,39).

- De dochters van Filippus, worden profetessen genoemd (Hand. 21:9).

- Prisca of Priscilla wordt zelfs zes keer samen met haar man Aquila genoemd, vier keer wordt        haar naam vermeld voor die van haar man. Dit echtpaar speelde een belangrijke rol bij de zen-     dingsreizen van Paulus(Hand. 18:18). De apostel noemt Prisca en Aquila "mijn medearbeiders in   Christus Jezus" (Rom. 16:3). Samen met haar man legt Priscilla aan de Apollos "de weg Gods"    nauwkeu­riger uit (Hand. 18:26).

- Febe wordt door Paulus "onze zuster" en "dienares der gemeente te Kenchreeën" genoemd         (Rom. 16:1).

- Van Maria wordt gezegd dat zij zich "veel moeite voor u gegeven heeft" (Rom. 16:6). De apostel   gebruikt in het Grieks een woord, dat in het Nieuwe Testament specifiek betrekking heeft op         zendings- en gemeentewerk[3]. Maria is dus actief geweest in het werk van de Here, in de            opbouw van zijn gemeente. Hetzelfde wordt gezegd van Tryfena en Tryfosa en van de geliefde      Persis (Rom. 16:12).

- De moeder van Rufus is ook voor de apostel een moeder geweest (Rom. 16:13).

- Euodia en Syntyche hebben samen met Paulus gestreden in de prediking van het evangelie         (Filip. 4:2,3). Het woord medestrijden vinden we eerder in de brief (Filip. 1:27). Euodia en              Syntyche hebben Paulus bijgestaan in zijn prediking en ze zijn daarbij het lijden om Christus wil    niet uit de weg gegaan.

- Sommige zusters hielpen de gemeente door haar aan huis te ontvangen. In de eerste tijd waren   er nog geen kerkgebouwen. De moeder van Johannes Marcus (Hand. 12:12) en Nymfa (Kol.        4:15). Wellicht ook Chlóë (1 Kor. 1:11).

 

A.3. De vrouwen krijgen evengoed geestesgaven.

 

Als lid van het lichaam van Christus (1 Kor. 12:13) krijgt iedere gelovigen één of meerdere geestesgaven[4]. Dat geldt voor mannen en vrouwen. Het is Gods bedoe­ling dat ze hun geestesgaven uitoe­fenen tot opbouw van de gemeente.

 

A.4. Er zijn enige beperkingen op het gebied van onderwijzen en gezag uitoefenen        (leiding geven).

 

De bijbel stelt enkele beperkingen aan de activiteiten van de vrouw.

 

"Een vrouw moet zich rustig, in alle onderdanigheid, laten onderrichten. Maar ik sta niet toe, dat een vrouw onderricht geeft of gezag over de man heeft: zij moet zich rustig houden. Want eerst is Adam geformeerd, en daarna Eva. En Adam heeft zich niet laten verleiden, maar de vrouw is door de verleiding in overtreding gevallen"  (1 Timotheus 2:11-14).

 

Hier worden twee dingen genoemd die niet toegestaan zijn voor de vrouw: "maar ik sta niet toe, dat een vrouw onderricht geeft of gezag over de man heeft" (:12).

 

Vrouwen mogen dus geen onderwijs geven aan volwassen mannen (de man). Dat betekent dat ze wel onderricht mogen geven aan andere vrouwen en kinderen. Ze mogen ook geen gezag hebben over de man, ze mogen binnen de gemeente geen leidinggevende positie innemen in situaties waar ook volwassen mannen aanwezig zijn. Gezag, dat wil zeggen een positie (in een samenkomst of activiteit), waarin leiding wordt gegeven, waar opzicht wordt uitgeoefend, waar wordt gestuurd, bijgestuurd, gecorrigeerd. Als je onderwijs geeft uit het woord moet dat met gezag gebeuren[5]. Dat is dus wat anders dan met elkaar delen, wat je in het woord gevonden hebt (sharing).

 

Dit is de grens die wij, op grond van onder meer dit bijbelgedeel­te, vanaf het begin in onze gemeente hebben getrokken.

 

Sommigen hebben moeite met deze beperkingen. Kan het echter nog duidelijker gezegd worden: "ik sta niet toe." Het is niet toege­staan.

 

Het gaat hier om de vrouw en de man. Het gedeelte staat niet in de context, staat niet in het verband van het huwelijk[6]. In dit hoofdstuk (1 Tim. 2) en het volgende (1 Tim. 3) worden allerlei zaken betreffende het gemeen­televen geregeld.

 

A.5. De motivatie van de beperkingen

 

A.5.1. De scheppingsorde

 

1 Tim. 2:13.

 

De volgorde van de schepping. De man is eerst geschapen en daarna de vrouw. Dat heeft gevolgen voor de rolverdeling. De man is door God aangewezen als gezagdrager. In het huwelijk en ook in de gemeente. Vandaar dat er alleen mannelijke gezagdragers: aposte­len, oudsten, diakenen[7], in de gemeente worden aangesteld. Vandaar het verbod aan de vrouw om gezag over de man te hebben en te onderwijzen.

 

A.5.2. De zondeval

 

1 Tim. 2:14.

 

Paulus wijst op het feit dat de vrouw door verleiding in zonde is gevallen. Zowel Adam als Eva hebben gegeten van de boom der kennis van goed en kwaad. En toch is er volgens Paulus een verschil. Adam is niet verleid. Hij zag wat Eva gedaan had en waarschijnlijk koos hij er voor om solidair met haar te zijn. Hij wist wat hij deed, toen hij van de boom at. Eva is echter omver geredeneerd, zij geloofde de leugen van de Satan.

 

Dit voert Paulus als reden aan, waarom de vrouw geen positie van gezag mag innemen[8].

A.6. Het gebod is dus niet cultureel bepaald

 

De reden voor het verbod lag niet in de cultuur van dat moment. De reden ligt in de scheppingsorde en de gang van zaken bij de zondeval. Die twee redenen zijn nog steeds van kracht.

 

A.7. "zij moet zich rustig houden"

 

"zij moet zich rustig houden" (1 Tim. 2:12)

 

Dit is het algemene principe dat achter het verbod om te onder­richten en gezag te hebben zit. Een vrouw moet op de achtergrond blijven. Dat doet ze niet als ze gaat onderwijzen en leiding gaat geven aan volwassen mannen in de gemeente.

 

"een vrouw moet zich rustig, .... laten onderrichten" (:11)

 

Het gaat om de houding van respect voor de man en daarmee voor Gods orde in de Schepping, die weerspiegeld wordt in huwelijk en gemeente.

 

Krachtens de scheppingsorde mag een vrouw niet "domineren."

 

A.8. In strijd met de tijdgeest

 

De beperkingen, die God de vrouw heeft gesteld zijn in strijd met de tijdgeest. De ideologie van het feminisme wordt op dit moment algemeen aanvaard. Men vindt het discriminatie als de vrouw, krachtens haar vrouw zijn, beperkingen worden opgelegd. In feite beschuldigd men God en de apostel Paulus van discrimina­tie, want deze beperkingen staan in Gods Woord, het zijn daarom geen leringen bedacht door mensen (bedacht door mannen).

 

Achter het feminisme zit een geest van opstand, wetteloosheid, men verzet zich tegen de door God ingestelde scheppingsorde.

 

Het is mogelijk om naar twee kanten door te slaan. In het verle­den is het zo geweest dat men de vrouw veel meer beperkingen heeft opgelegd dan de bijbel voorschrijft. In de huidige tijd slaat men weer door naar de andere kant.

 

A.9. Geen vrouwelijke ambtsdragers

 

A.9.1. Het verbod uit 1 Tim: 11,12 maakt het onmogelijk

 

Oudsten en diakenen moeten leiding geven, ze oefenen gezag uit. Ze treden op de voorgrond. Dit brengt hun functie hun ambt, met zich mee. Terwijl een vrouw deze dingen niet mag doen[9].

 

A.9.2. Er werden in de bijbel geen vrouwelijke ambtsdragers aangesteld

 

A.9.2.1. Apostelen

 

Vele vrouwen volgden Jezus, dienden Hem[10]. Hij behandelde ze met respect, ze hoorden er bij, de eerste getuigen van de opstanding waren vrouwen[11]. Toch heeft de Heer uitsluitend mannen uitgekozen als apostel, bij de twaalven.

 

A.9.2.2. Oudsten

 

In de bijbel worden uitsluitend mannen als oudsten aangesteld.

 

"en dat gij, in alle steden als oudsten zoudt aanstellen mannen die ..." (Titus 1:5)

 

Een oudste moet ook in staat zijn om te vermanen op grond van de gezonde leer en tegensprekers te weerleggen (Titus 1:9). Hij moet hierin met gezag op kunnen treden. Dit is nu echter juist datgene, wat Paulus elders verbiedt aan de vrouwen. Zie, hierboven, punt A.4.

 

Het Griekse woord voor oudste is presbyter, dat betekent letter­lijk oudere man. Er is ook een vrouwelijk vorm van het woord, dan betekent het letterlijk oudere vrouw. In Titus 2:3-5 wordt de vrouwelijk vorm gebruikt. Maar hier gaat het letterlijk om oudere vrouwen. De oudere vrouwen worden hier tegenover de jongere gezet. Zij hebben meer natuurlijke en geestelijke levenservaring en daarom wordt hun hier opgedragen om de jongere vrouwen te onder­wijzen op enkele specifieke terreinen.

 

A.9.2.3. Diakenen

 

Ook uit de bijbel blijkt weer dat bij de aanstelling van de diakenen, uitsluitend mannen werden aangesteld.

 

"ziet dan uit naar zeven mannen onder u" (Hand. 6:3)

 

Er waren ongetwijfeld in Jeruzalem vrouwen met een zegenrijke bediening in sociale hulpverlening (naar het voorbeeld van Tabitha uit Joppe, Hand. 9:36). Toch worden hier uitsluitend mannen aangesteld, omdat het om een leidinggevende functie gaat. Een diaken leidt het hulpverle­ningswerk en oefent daarin gezag uit.

 

Het Griekse woord voor diaken betekent letterlijk dienaar. Er is ook een vrouwelijke vorm voor dat woord. In de bijbel worden vrouwen enkele keren dienares (diakones) genoemd. Dat betekent dat ze een dienstverlenende functie in het gemeentewerk vervul­den. Die ruimte was er voor vrouwen, maar dat is nog niet het­zelfde als een aanstelling tot het ambt van diaken.

 

Het ontbreken van het woordje "hun" in de grondtekst (1 Tim. 3:11)[12].

 

Er is nog een extra complicatie, omdat de regeling van de functie van diaken in onze gemeente in bepaalde opzichten afwijkt van het bijbelse patroon[13].

 

A.10. De bijbel over vrouwelijke leiding

A.10.1. falen van de mannen

 

"Leiders ontbraken in Israël; ja zij ontbraken, totdat ik opstond, Debora, opstond als een moeder in Israël (Richteren 5:7). Dit zei Debora. Zij nam de leiding omdat mannen het af lieten weten. Het gaat hier om een noodsituatie, waarin de mannen faalden.

 

 

 

 

 

 

A.10.2. oordeel

 

“De tyrannen van mijn volk zijn kinderen, vrouwen overheersen het” (Jesaja 3:12).

 

Dit zegt God, door de profeet Jesaja, om de treurige toestand van het volk te illustreren.

 

 

A.11. Vrouwelijke leiding, vrouwelijke ambtsdragers, maakt volledig onge-­                        loofwaardig

 

In de bijbel moeten de oudsten en diakenen leiding geven aan de hand van de bijbel, zij moeten staan voor het gezag van de bijbel. Zij moeten vermanen en leidinggeven op grond van de gezonde leer. Zij moeten stellen: "Zoals de bijbel het zegt, zo moet het gebeuren". Hoe kan een vrouwelijke oudste of diaken de mensen aanspreken op gehoor­zaam­heid aan de bijbel, terwijl ze zelf niet doen wat in de bijbel staat.

 

Om toch voor zichzelf te rechtvaardigen dat ze een ambt of een leidinggevende functie mag uitoefenen moet een vrouw eerst alle bijbelse gegevens, zoals die hierboven zijn besproken, wegredene­ren. Het feit dat ze hiertoe bereid is en het feit dat ze er daarna zelf in gelooft maakt nog eens duidelijk dat zo iemand de Schrift niet respecteert en niet juist uit kan leggen. En als dat het geval is, of het nu een man of een vrouw betreft, dan behoort hij of zij alleen op grond daarvan al geen leidinggevende positie (geen ambt) te bekleden. 

 

A.12. Het zwijggebod

A.12.1. De tekst

 

"Zoals in alle gemeenten der heiligen moeten de vrouwen in de gemeenten zwijgen; want het is haar niet vergund te spreken, maar zij moet ondergeschikt blijven, zoals ook de wet zegt ... het staat lelijk voor een vrouw te spreken in de gemeente"  (1. Kor. 14:34,35)

 

A.12.2. Meerdere zwijggeboden

 

In 1 Kor. 14 worden meerdere "zwijggeboden" gegeven.

(1) Als er geen vertaler is, mag er niet in tongen worden gespro­ken. "dan moet men zwijgen in de gemeente" (:28)

(2) Als een ander een openbaring ten deel valt moet degenen die aan het profeteren is zwijgen[14]. "moet de eerste zwijgen" (:30,31­)

 

In bepaalde situaties moest er gezwegen worden

 

A.12.3. Ook het zwijggebod van 1 Kor. 14:34,35 is geen absoluut gebod

 

Als het een absoluut spreekgebod zou zijn dan zou een vrouw in een samenkomst niet eens mogen meezingen. Zingen is volgens de bijbel een vorm van spreken. "spreekt onder elkander in geeste­lijke liederen" (Efeze 5:19).

 

Ook zou de instructie uit 1 Tim. 2:11-14 overbodig zijn geweest. Als vrouwen in gemeentesamenkomsten niet zouden mogen spreken in absolute zin, dan is daarmee natuurlijk elke vorm van onderwijs­ge­ven of leidingge­ven onmoge­lijk.

 

Op een andere plaats wordt gezegd dat een vrouw mag profeteren en bidden als ze zich maar het hoofd dekt[15] (1 Kor. 11:5). Het gaat hier om optreden in het openbaar, in de gemeente. Een vrouw mag bidden en profeteren[16] in de gemeentesamenkomsten.

 

In het directe verband van het zwijggebod (1 Kor. 14:34,35) gaat het om profeteren (1 Kor. 14:29-33). De vrouw mag niet deelnemen aan het profete­ren in ruimere zin, dat is het onder leiding van Gods Geest doorgeven van een stuk uit de bijbel. Ze mag ook niet deelnemen aan het publieke beoordelen van profetie, niet van profetie in ruimere zin en niet van profetie in beperkte zin[17]. In die tijd was het blijk­baar de gewoonte om lering en profetie, die in de samenkomst werd doorgegeven te bespreken, er konden vragen worden gesteld, er kon op gereageerd worden. Aan dat laatste mocht een vrouw niet meedoen. In plaats daarvan moest ze, buiten de samenkomst om, haar eigen man[18] (of wellicht een andere broeder, als er geen man is) om nadere uitleg vragen.

 

De reden van dit beperkte zwijggebod wordt er ook hier weer bij gegeven: "want zij moet ondergeschikt blijven gelijk de wet zegt." Een vrouw mag niet de leiding nemen in de bespreking en de uitleg van de bijbel, althans niet in de gemeente. Dat komt omdat ze zich bescheiden moet opstellen, op grond van de Scheppingsor­de. Zie 1 Tim. 2:11-14, punt A.5., hierboven. Dit is wat de wet, d.w.z. wat het Oude Testament, er over zegt.

 



    [1]Het gaat hier om de doop in de Geest, die plaats heeft op het moment van de bekering en wedergeboorte. Door de doop in de Geest worden we ingelijfd in het geestelijke lichaam van Christus (1 Kor. 12:13). Voor nadere uitleg, zie het hoofdstuk over de doop in de Geest in de bijbelstudie over de Heilige Geest.

    [2]In het ontspoorde jodendom uit de dagen van het ontstaan van de chris­telijke gemeente werd de vrouw duidelijk als de mindere van de man gezien. De Jood kende de lofprijzing: 'Geprezen zijt Gij o God, dat Gij mij niet als heiden, als onwetende of als vrouw geschapen hebt." De godsdienst was een mannenzaak. In het licht van deze praktijk treft het dat het Nieuwe Testament zo positief over vrouwen spreekt. Iedere vorm van discriminatie van de vrouw ten opzichte van het deelgenoot zijn aan het in Christus verschenen heil wordt krachtig verworpen.

    [3]Vergelijk 1 Kor. 15:10; 16:16.

    [4]Voor een bespreking van de geestesgaven, zie de twee hoofdstukken over de geestesgaven in de bijbelstudie over de Heilige Geest.

    [5]Onderwijzen is vanuit de Schrift vertellen hoe allerlei dingen in elkaar zitten. Op de manier van: "Zo is het, zo moet het, zo staat het in de bijbel." Vaak moet er ook weerlegd worden, dan moet er gezegd worden: "Zo is het niet."

    [6]Sommigen proberen onder dit gebod uit te komen door te stellen dat het hier om de relatie binnen het huwelijk gaat. Dat valt echter niet te bewijzen, de bewoordingen wijzen de andere kant op, er staat "de man", "de vrouw." Het verband wijst ook op het gemeenteleven. Maar stel dat dit op de huwelijksrelatie zou slaan, dan zou de volgende dwaze situatie ontstaan, dat een vrouw in haar privé-relatie haar man niet mag onderwijzen en ook geen gezag over hem uitoefen, maar als ze dan in de gemeente komt (en haar man is ook onder haar gehoor) dan zou het ineens wel mogen.

    [7]Over de diakenen is enige discussie. Zie echter Handelin­gen 6. Daar moet de hulpverlening worden georganiseerd. Er worden diakenen aangesteld. Er worden uitsluitend mannen aangesteld. Terwijl er daar ongetwijfeld ook vrouwen met een bediening zoals b.v. Tabitha uit Joppe (Hand. 9:36) aanwezig zullen zijn geweest. Voor een verdere bespreking zie punt A.9, speciaal A.9.3., hieronder.

    [8]Een verdere verklaring geeft de bijbel niet. Het is een feit dat de Satan de aanval op de mens opende via de vrouw. Als de mees­ter­strateeg, die de satan is, heeft hij dat ongetwijfeld gedaan omdat dit de zwakste plek was. Een vrouw is waarschijn­lijk, krachtens haar ingeschapen natuur, iets makkelijker omver te redeneren en te manipuleren als een man. Maar hoe het ook in elkaar zit, Paulus zegt dat het feit dat de vrouw verleid is een reden is voor het verbod om gezag uit te oefenen en te onderwijzen aan de man. En dat feit moet voor ons genoeg zijn.

 

    [9]Zie hierboven de punten A.4., A.5., A.6., A.7.

 [10]Mattheus 27:55; Marcus 15:40,41.

 

 [11]Mattheus 28:5,7,8.

    [12]In 1 Tim 3:8,9 worden de voorwaarden waaraan kandidaatdi­akenen moeten voldoen opgesomd. Waardig zijn, niet met twee tongen spreken, niet verzot op wijn, niet op winstbejag uit, het geheimenis van het geloof bewaren in een rein geweten. Dan volgt in vers 10 "Evenzo moeten (hun) vrouwen zijn". In het Grieks ontbreekt het woordje hun. Het verband wijst er op dat hier de vrouwen van de kandidaatdiakenen worden bedoeld. In vers 12 vervolgt Paulus immers weer met "Diakenen moet zijn mannen van ..."

    [13]Volgens de bijbel verzorgen de diakenen de sociale hulp­verlening (de verzorging van weduwen) en wellicht assis­teerden ze nog op andere terreinen de oudsten. Dat deden ze onder het algemene opzicht van de oudsten, de opzieners. In onze gemeen­te is er echter de merkwaardige situatie dat de oudsten en diakenen de raad van de gemeente vormen. Dit heeft geen bijbels voorbeeld. Dat betekent dat de diakenen, in afwijking van hun bijbel­se taakomschrijving, op de hoogte zijn van en betrokken zijn bij het algemene beleid, het opzicht en het beheer van de gemeente. In onze gemeente heeft een diaken dus veel meer (informele en formele) invloed dan in bijbelse tijden. Hij funktioneert daarin min of meer als een halve oudste. 

 

    [14]Zie voor een uitleg van dit vers de bijbelstudie over de Heilige Geest, het hoofdstuk over profetie. Profetie is een boodschap die je van God ontvangt voor een ander, een profeet is een tussenpersoon. Je kunt onderscheid maken tussen profetie in ruimere zin en profetie in meer beperkte (engere) zin. Profetie in beperkte zin heeft de vorm van "zo zegt de Here" of "zo zegt de Heilige Geest" en dan komt er een direkt woord van de Heer, alsof God zelf aan het woord is. Profetie in ruimere zin bestaat eruit dat je onder leiding van God een boodschap van God uit de bijbel doorgeeft, die precies op dat moment nodig is. Profetie in beperkte zin heeft het karakter van een openbaring. Profetie in ruimere zin heeft dat niet. Als iemand met een profetie in ruimere zin bezig is, dan moet hij dat onderbreken, als iemand een profetie in beperkte zin, als iemand een openbaring, krijgt. Want dat kan niet wachten en heeft daarom voorrang.

    [15] Zie de aparte uitleg, bespreking van de tekst over de hoofdbedekking. (Los verkrijgbaar)

 

    [16] Het gaat hier om profeteren in beperkte (engere) zin. Waarbij onder directe inspiratie van Gods Geest een boodschap van God wordt doorgegeven in de vorm van "Zo zegt de Here, zo zegt de Heilige Geest." Voor nadere uitleg over profetie, zie de bijbelstudie over de Heilige Geest, het hoofdstuk over profetie.

    [17]Zie de voorgaande voetnoot, voor uitleg over het profete­ren. Zie ook de bijbelstudie over de Heilige Geest, het hoofdstuk over profetie.

 [18]Het gaat niet alleen om de getrouwde vrouwen. Paulus gaat hier uit van de meest voorkomende situatie.