12. De wet van God

 

12.1. De betekenis van het woord wet in de bijbel

 

Voor het goed verstaan van de bijbel is het belangrijk om te weten dat het woord "wet" in de bijbel niet altijd precies hetzelfde betekent. Uit het verband moeten we opmaken welke betekenis in elk bijbelgedeelte wordt gebruikt.

 

12.1.1. Wet betekent meestal "het geheel van de geboden van God"

 

God is de wetgever (Jesaja 33:22; Jak. 4:12). Hij heeft de mens allerlei gedragsregels, allerlei wetten, opgelegd.

 

In de bijbel is sprake van "de wet van God" (b.v. 1 Kor. 9:21).

Ook wordt er gesproken over "de geboden." (Lev. 4:13; Rom. 13:19)

 

Als we het woord wet, zonder verdere aanduiding, in de bijbel tegenkomen, dan wordt meestal de wet van Mozes bedoeld. Voor een bespreking van de wet van Mozes, zie hieronder punt 12.2.1.

 

12.1.2. Wet betekent een enkele keer "wetmatigheid"

 

In dat geval lijkt het op een natuurwet, dan gaat het om iets wat altijd gebeurt. Als je iets loslaat b.v. een pen, een kopje, een stukje papier, dan valt het naar beneden door de werking van de zwaartekracht. Dit gebeurt altijd. Het is een wetmatigheid.

 

Op dezelfde wijze wordt het woord wet in Romeinen 7 en 8 enkele keren gebruikt.

 

- De wet der zonde (Romeinen 7:23,26)

Als ik het goede wil doen ligt het kwade mij nabij (Rom. 7:21). Niet wat ik wil doe ik, maar wat ik niet wil (Rom. 7:19). Dit is "de wet der zonde" die ons krijgsgevangen houdt (Rom. 7:23).

 

- De wet van de Geest des levens (Romeinen 8:2)

Als je vervuld bent met de Geest van God en als je steunt op de Heilige Geest dan zal de Heilige Geest de werking van de wet der zonde opheffen. Dan kun je door de kracht van de Geest toch de zonde nalaten. Dit is eveneens een wetmatigheid, want dat zal ook altijd gebeuren (1)

 

12.1.3. Met "wet" worden soms de eerste vijf boeken van de bijbel bedoeld

 

Met wet wordt in dit geval de volledig tekst van de eerste vijf boeken van het Oude Testament bedoeld. Dan is het slechts een aanduiding voor het eerste deel van de bijbel. Het gaat dan niet speciaal om de geboden (Lucas 24:44,45; Hand. 28:23).

Soms staat het zelfs voor de tekst van het gehele Oude Testament.

 

12.2. De verschillende wetten die in de bijbel worden genoemd

 

Met "verschillende wetten" worden hier niet de individuele geboden bedoeld, het gaat om enkele "met elkaar samenhangende stelsels van geboden" die God in verschillende tijden heeft gegeven.

 

12.2.1. De wet van Mozes

 

De wet van Mozes is onderdeel van het verbond dat God met het volk Israël heeft gesloten bij de Sinai (Exodus 19,20).

Na de uittocht uit Egypte doet God het volk een voorstel: als jullie aandachtig naar Mij luisteren en mijn verbond bewaren dan zult gij uit alle volken Mij ten eigendom zijn (Exodus 19:3-6).

Het volk heeft dit aanbod geaccepteerd (Exodus 19:7,8). Daarop gaf God hen in de wet (dat is de wet van Mozes) alle verbondsbe­palingen, d.w.z. alle geboden en voorschriften. Zie: Exodus 20:1-7 en de vele andere wetten die het vervolg van Exodus en in Numeri en Deuteronomium worden gegeven. Al die voorschriften, al die geboden, vormen samen de wet van Mozes. De wet van Mozes bestaat niet alleen uit de 10 geboden, maar ook uit allerlei voorschrif­ten betreffende de eredienst (de ceremoniële wet, b.v. voor­schriften voor de offers, de priesterdienst), het volksleven (de burgerlijke wet, b.v. de regeling van erfrecht) en de recht­spraak (de straf­wet).

Onderdeel van dit verbond is de zogenaamde verbondszegen en de verbondsvloek (Leviticus 26, Deuteronomium 28,29). Zegen en vloek waren afhankelijk van het onderhouden of het breken van het verbond. Als het volk Israël de wet onderhield dan zou de zegen van God op hen rusten. Als ze de wet niet onderhielden dan zou de vloek van God op hen rusten.

 

De wet van Mozes is dus onderdeel van het verbond dat God, met Mozes als tussenpersoon, met het volk Israël heeft gesloten. Alleen het natuurlijke volk Israël had met dit verbond te ma­ken (2). Als christenen staan wij buiten dit verbond (3)

 

De sabbat is speci­aal het teken van het verbond van Mozes (Exodus 31:12-16).

 

12.2.2. De wet van Christus

 

"de wet van Christus" (1 Kor. 9:21)

 

Voor ons christenen is niet de wet van Mozes de leefregel (4). Hoe God wil dat wij zullen leven vinden we in het Nieuwe Testament, in het onderwijs van Jezus en in het onderwijs van de aposte­len. Deze gedeelten van de bijbel zijn immers rechtstreeks tot ons, christenen, gericht. Het onderwijs van de apostelen vinden we in de brieven van het Nieuwe Testament. Daar, en in het onderwijs van Jezus, staat hoe wij moeten leven.

 

Wij moeten leren om de geboden van Jezus te onderhouden (Mat­theus 28:19). Ook op andere plaatsen spreekt de Here Jezus over zijn geboden (Johannes 14:15,21; 15:10)

Jezus heeft ons een nieuw gebod gegeven (Johannes 13:34). Voor ons geldt de eis der liefde, daar moeten we naar wandelen (Romei­nen 14:15). We zijn schuldig om lief te hebben (Rom. 13:8).

 

Wij moeten doen wat de apostelen ons in het Nieuwe Testament hebben voorgeschreven. We moeten ons houden aan het onderwijs der apostelen.

 

- "Wie God kent hoort naar ons (de apostelen); wie uit God niet is hoort naar ons nietI"

  (1 Johannes 4:6)

- "tekent hem" ( 2 Thess. 3:14,15)

 

Jezus verwacht gehoorzaamheid van ons. "Wat noemt gij mij Here Here en doet niet hetgeen Ik zeg" (Lucas 6:46). Als we Jezus Heer noemen dan verwacht de Here Jezus ook dat we Hem als Heer gehoor­zamen.

We moeten daders van het woord zijn (Jak. 1:22). We moeten doen wat in de bijbel staat. Geloof en gehoorzaamheid horen bij elkaar (5).

 

In het onderwijs van de apostelen worden 9 van de 10 geboden van de wet van Mozes herhaald en bekrachtigd. Alleen het sabbatsgebod ontbreekt. Dat komt omdat het sabbatsgebod speciaal het teken was van het verbond van Mozes (6). Wij staan als christenen niet onder dit verbond en daarom vinden we in het Nieuw Testament geen enkele opdracht om de sabbat te houden. Integendeel er wordt juist gewaarschuwd tegen het verplicht houden van de sabbat (Kol. 2:16,17; zie ook Romeinen 14:5).

 

De leefregel voor de Christen wordt gevormd door de geboden van Jezus, door het onderwijs van de apostelen, en de leiding van de Heilige Geest (7).

 

12.2.3. Het werk der wet in het hart geschreven

 

Romeinen 1:32 (:28-32).

De heidenen hebben niet de geschreven wet van Mozes en toch wordt hier gezegd dat zij de rechtseis van God kennen. Zij weten dus rechtstreeks dat allerlei gedragingen niet deugen en daarom de dood verdienen.

 

Romeinen 2:14-16.

Er zijn heidenen die van nature doen wat de wet gebiedt. Niet volledig (8), maar toch voldoende om te zien dat het werk der wet in hun harten geschreven is.

God heeft bij elke mens een aangeboren besef van goed en kwaad in het hart gelegd. God heeft de mensen een geweten gegeven, dit geweten is geen onbeschreven blad, er is aangeboren morele kennis, kennis van goed en kwaad. Het geweten is door God reeds voorgeprogrammeerd, daardoor weet ieder mens, via zijn geweten, wat goed en wat kwaad is in Gods ogen. De grote lijnen van Gods morele wet zijn hem daarom bekend.

Het is wel mogelijk om het geweten dicht te schroeien (9). Door keer op keer geen acht te slaan op wat het geweten zegt, door daar keer op keer tegen in te gaan, wordt op den duur de stem van het geweten het zwijgen opgelegd. Vooral als daarbij de waarschu­wingen van het geweten worden weggeredeneerd. Het geweten kan ook besmet worden (Titus 1:15). Dan werkt het niet meer zuiver. Ons geweten moet versterkt en gezuiverd worden door het woord van God (10).

 

12.3. Gods karakter is de morele grondwet van het universum

 

In Gods wet wordt zijn volmaakte karakter uitgedrukt.

 

De wet weerspiegelt Gods volmaakte Karakter. God is liefde en daarom eist God van ons dat wij zullen liefhebben (1 Johannes 4:7), daarom is liefde de som en de vervulling der wet (Romeinen 13:8-10, Matth. 22:36-40).

 

Gods hoofdgebod komt eigenlijk neer op: "Weest zoals Ik ben."

 

- "weest heilige (waarom?), want Ik ben heilig"

  (1 Petrus 1:15,16; Leviticus 11:44,45)

- "weest volmaakt (waarom?), want Ik ben volmaakt"

   (Matth. 5:48)

- "hebt lief (waarom?), want God is liefde"

   (1 Johannes 4:7,8)

 

Dit is de grondwet, dit is "DE wet van God".

 

"de koninklijke wet" (Jakobus 2:8)

 

God heeft dus zijn wetten niet willekeurig gekozen. Ze komen voort uit hoe Hij is, uit zijn eigen onveranderlijke en volmaakte karakter.

 

12.4. Verschillen en overeenkomsten tussen de drie wetstelsels

 

Een grondwet bepaalt alle andere wetten. Alle andere wetten moeten in overeenstemming zijn met de grondwet. Zowel de wet van Mozes, als de wet van Christus, als de door God in het mensenhart gelegde kennis van zijn wet, zijn in overeen­stemming met het karakter van God. Om die reden vallen de drie wetstelsels voor een groot gedeelte samen. Daarom worden b.v. 9 van de 10 geboden uit de wet van Mozes in het onderwijs van de apostelen herhaald.

 

Vandaar dat de Here Jezus spreekt over een nieuw gebod dat toch ook weer een oud gebod is (1 Johannes 2:7,8).

 

Het morele gedeelte van de wet van Mozes is daarom nog steeds van kracht als leefregel. Dat komt omdat de kern van de wet van Mozes het liefdegebod is (Mattheus 22:36-40). Die kern komt overeen met de wet van Christus en met de eeuwige wet van God, met het karakter van God.

De tien geboden zijn wel door de apostelen uit het kader van het verbond van Mozes gehaald, ze zijn daarvan losgemaakt, ze zijn niet langer "verbondseis". Vandaar dat het sabbatsgebod is verdwenen want dat was speciaal het teken van het oude verbond, van het verbond met Mozes (11).

 

Nog een verschil tussen de wet van Christus en de wet van Mozes is dat de wet van Mozes soms wat toegevend is. God stond dan iets toe waar Hij eigenlijk niet achter stond, maar God deed dat om erger kwaad te voorkomen, vanwege "de hardheid uws harten" (Matth. 19:8).

De wet van Christus kent die toegevendheid niet meer. Zie b.v. de bergrede met het telkens herhaalde "Gij hebt gehoord ..., maar Ik zeg U ..." (Matth. 5:21,22 / 5:27,20 / 5:31,32 / 5:33,34 / 5:38,39 / 5:43,44). Daarom is de wet van Christus een zuiverder uit­druk­king van de wet van God, een zuiverder uitdrukking van het karakter van God. In de bergrede scherpt de Here Jezus de wet van Mozes aan tot volmaaktheid: "Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is" (Matth. 5:48).

 

Het ceremoniële gedeelte van de wet van Mozes is in Christus vervuld (Kol. 2:16,17). De regels over de offers, de plaats van de ere­dienst, de priesters, de feestdagen, etc. De gedeelten over het burgerlijk recht en het straf­recht kunnen alleen functioneren in een theocratie (12) Israël was een theocratie, krachtens het ver­bond dat als volk met God gesloten was. Dat is met Neder­land niet het geval. De Nederlandse overheid kan wel leren van de recht­vaardige regelingen van de wet van Mozes.

 

12.5. De wet is goed

 

De wet is goed, heilig en rechtvaardig (Romeinen 7:12).

 

In de wet wordt het karakter van God weerspiegeld. Net als God zelf is de wet daarom goed, heilig en rechtvaardig.

 

Een gelovige verlustigt zich daarom in de wet van God, in de geboden van Jezus (Romeinen 7:22).

 

12.6. De onmacht van de mens om de wet te houden

 

Romeinen 7:14-23.

De wet is geestelijk. De mens is echter vlees, verkocht onder de zonde. De mens heeft een zondige natuur. Er is "de zonde die in mij woont." Vanwege die zondige natuur is de mens niet in staat uit eigen kracht de wet van God te houden. "Immers, het wensen is wel bij mij aanwezig, maar het goede uitwerken kan ik niet" (Rom. 7:18)

 

12.7. Het doel van de wet

 

Waarom heeft God de wet gegeven?

 

12.7.1. Niet als weg om rechtvaardig te worden

 

De wet was onderdeel van het verbond met Mozes. Als het volk gehoorzaamde zou er zegen zijn en als het volk niet gehoorzaamde vloek (Leviticus 26, Deuteronomium 28). Als je de inhoud van de vloek en de zegen leest dan zie je dat het uitsluitend om aardse tijdelijke zegeningen gaat.

De wet is nooit door God bedoeld als een weg om rechtvaardig te worden. Ook onder het volk Israël werden de mensen gerechtvaar­digd op grond van hun geloof in God, hun geloof in Gods woor­den (13) De fout van de joodse generatie ten tijde van Jezus was dat ze dit niet meer wisten. Zij jaagden een wet ter gerechtig­heid na, ze pro­beerden rechtvaardig te worden voor God door het stipt naleven van de wet van Mozes (Romeinen 9:30-32). Ze gingen daarbij niet uit van geloof, maar van vermeende werken (:32).

Zij hebben het "doe dit en gij zult leven" (Gal. 3:12) op de rechtvaardigheid voor God toegepast.

Rechtvaardig voor God proberen te worden door het onderhouden van de geboden is echter een onmogelijke onderneming. Gods eis is volmaaktheid, als we op een punt struikelen zijn we schuldig aan alle geboden (Jakobus 2:10)

Daarom zegt Gods woord "want uit werken der wet zal geen vlees gerechtvaardigd worden" (Galaten 2:16).

 

Zie voor een uitgebreide bespreking van "de rechtvaardiging" de bijbelstudie over de verlossing.

 

12.7.2.  De wet doet zonde kennen

 

Galaten 3:19.

 

God heeft de wet gegeven om ons inzicht te geven in onze eigen situatie. Om ons duidelijk maken dat we zondaars zijn. Paulus dacht dat hij heel wat was, maar met een gebod had hij echter moeite (Rom. 7:7). Dat kon hij blijkbaar niet houden en daardoor werd ook hij overtuigd dat hij een zondaar was.

 

Overtuigen van onze zondigheid en onmacht is geen doel op zich­zelf. Inzicht in onze nood moet ons open maken voor Gods oplos­sing voor onze nood.

 

12.7.3.  De wet is een tuchtmeester tot Christus

 

Galaten 3:24

 

Als God ons door de wet heeft overtuigd van zonde (Gal. 3:19), en we zien in dat we zelf de wet niet kunnen houden, dat zijn we rijp voor het evangelie. Dan zijn we rijp voor de boodschap van de rechtvaardi­ging door het geloof. Het geloof in het verzoenend sterven van de Here Jezus.

 

Zolang iemand nog denkt dat hij door goed te leven, door de wet te houden, acceptabel kan worden bij God ziet hij of zij de zin en de noodzaak van het kruis van Christus niet in (Gal. 2:21).

 

12.8. De wet is de prikkel der zonde

 

Romeinen 7:5,8

De wet prikkelt juist tot zonde. Hoe meer een natuur­lijk mens, die de Geest van God niet heeft en die niet weet dat hij niet uit eigen kracht moet proberen om de wet te houden, de wet voor­houdt des te meer zal hij de neiging krijgen om precies het tegen­overstelde te doen.

 

In Amerika, in Florida, is een hotel dat gedeeltelijk op pilaren in de zee is gebouwd (zoiets als de pier in Scheveningen, maar dan als hotel). Om te voorkomen dat gasten vanaf hun balkon gingen vissen werden bordjes opgehangen met de mededeling "verbo­den te vissen." Het werd verboden omdat door de wind de lijnen met loodjes en haken tegen de ramen van de kamers onder hen kon slaan. Toch werd er voortdurend gevist en werd schade aangericht. Totdat iemand op het idee kwam om de bordjes weg te doen. Daarop zakte de aangerichte schade tot bijna niets, er werd zo goed als niet meer gevist. Het verbodsbordje (het gebod) had de mensen geprikkeld tot het verkeerde. Het had hen op het verkeerde idee gebracht.

Zonder de genade van Christus is dat het effect van het in eigen kracht proberen de wet te houden. Dan neemt de zonde juist toe.

 

12.9. Het principe van de wet en het principe van de genade

 

Het basisprincipe van de wet is: ik doe iets voor God. Het basisprincipe van de genade is: God doet iets voor mij.

 

12.9.1. Toegepast op onze redding, op onze rechtvaardiging

 

Efeze 2:8,9.

"Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God, niet uit werken, opdat niemand roemen.

 

Hoe worden we behouden? Niet door zelf iets te presteren (dat is het principe van de wet) maar doordat Christus iets voor ons heeft gedaan (dat is het principe van de genade).

 

- niet uit werken

- niet uit uzelf

 

- door genade (d.w.z. op grond van Gods onverdiende goedheid)

- het is een gave (een geschenk, een cadeau, gratis, om niet)

- door geloof (door middel van geloof)

 

12.9.2. Toegepast op onze nieuwe levenswandel

 

Galaten 2:20

"dat is niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij"

 

Ook het nieuwe leven moeten we niet uit onszelf doen, uit eigen kracht. Het nieuwe leven is niets anders dan het uitleven van de inwonende Christus.

 

12.9.3. Toegepast op onze dienst voor God

 

"gij zijt het niet ... het is de Geest" (Matth. 10:19,20)

"hetgeen Christus door mij heen bewerkt heeft" (Rom. 15:18)

 

Ook hier moet het niet uit onszelf komen. Christelijk werk is niets anders dan Christus die zijn werk door onze beschikbaar­heid, en door ons geloof, heen voortzet.

 

12.9.4. Niets en alles

 

- "zonder Mij kunt gij niets doen" (Johannes 15:5)

- "ik vermag alles in Hem die mij kracht geeft" (Filp. 4:13)

 

Los van God kunnen wij niets doen, niets wat aan Gods norm voldoet. In afhankelijkheid van de Here Jezus, steunend op zijn genade, kunnen wij alles doen wat God van ons vraagt en opdraagt.

 

(Voor nadere uitleg, zie, hoofdstuk 12 "Hoe krijg ik voor elkaar wat God van ons vraagt - leven uit de kracht van God" van "de praktijk van het christenleven I.")

 

12.10. De christen en de wet

 

Wat hebben wij als christenen met de wet te maken?

 

12.10.1 We zijn niet onder de wet maar onder de genade

 

Romeinen 6:14

"Want gij zijt niet onder de wet maar onder de genade (14) "

 

Dit zegt iets over onze positie, over onze relatie tot de wet van Mozes. De Israëliet was "onder de wet", onze positie is anders, wij zijn "onder de genade". Als christen hebben wij geen deel aan het verbond met Mozes, en daarom is de wet, als verbondseis, niet onze leefregel (15). Wij richten ons op het onderwijs van Jezus en de apostelen en we worden geleid door de Heilige Geest, dat is onze leefregel. Ook leven wij niet vanuit het principe van de wet. Bij de wet gaat het om eigen presteren: "jij doet iets voor God". Een christen leeft uit genade, het komt niet uit hemzelf. Hij leeft en dient uit de kracht van God. Hij leeft niet vanuit het princi­pe van de wet, maar vanuit het principe van de genade (Zie hierbo­ven, punt 12.9.).

 

We zijn "dood voor de wet" (Rom. 7:4)

- Dood voor de wet als weg om rechtvaardig te worden.

- Dood voor de wet van Mozes als leefregel.

- Dood voor het principe van de wet, dood voor het steunen op eigen kracht en eigen inzicht, als     het gaat om als christen te leven en te dienen.

 

12.10.2. Toch zijn we niet zonder wet

 

"Want hoewel ik vrij sta tegenover allen, heb ik mij allen dienst­baar gemaakt, om er zoveel mogelijk te winnen; ik ben voor de Joden geworden als een Jood, om Joden te winnen; hun, die onder de wet staan, als onder de wet - hoewel persoonlijk niet onder de wet - om hen die onder de wet staan te winnen; hun, die zonder wet zijn, ben ik geworden als zonder wet - hoewel niet zonder de wet van God, want ik sta onder de wet van Christus, om hen, die zonder wet zijn, te winnen." (1 Kor. 9:19-21)

 

Paulus spreekt in dit bijbelgedeelten over "hun die onder de wet staan", dat zijn de joden, en "hun, die zonder wet zijn." De joden hadden de wet van Mozes en de heidenen niet. De joden stonden, door het verbond van Mozes, onder de wet. De heidenen waren zonder wet. Paulus paste zich aan ieder van de twee groepen aan, als hij in hun nabijheid was, met het doel om sommigen te winnen voor het geloof in Christus. Als hij met joden omging leefde hij naar alle eisen van de wet van Mozes (de totale wet, inclusief b.v. de reinigingswetten). Als hij met heidenen omging deed hij dat juist niet.

In deze verzen geeft Paulus ook zijn eigen relatie tot de wet aan. "hoewel persoonlijk niet onder de wet", "hoewel niet zonder de wet van God, want ik sta onder de wet van Christus."

Hij is niet onder de wet, dat wil zeggen, hij is niet onder de wet van Mozes. Toch is hij niet zonder wet,  want hij staat onder de wet van Christus.

 

Als christenen staan wij "onder de wet van Christus."

 

Wij onderhouden de geboden van Jezus (Matth. 28:19) en we laten ons leiden door de Heilige Geest (Galaten 5:18). Dat is onze leefregel.

 

Voor uitleg over de wet van Christus, zie, hierboven, punt 12.2.2.

 

12.10.3. De eis der wet wordt in ons vervuld

 

Romeinen 8:3,4.

Let wel er staat IN ons en niet DOOR ons.

Als wij naar de Geest wandelen, als we ons door de Geest laten leiden, als we steunen op zijn bijstand, dan wordt de wet in ons vervuld, door het leven van de Here Jezus Zelf, dat in ons woont en werkt. Elk gebod is in feite een indirecte belofte van wat God door zijn Geest in ons wil bewerken en uitwerken (16).

 

12.10.4. Overtuigen van zonde en tot Christus uitdrijven

 

Ook "de wet van Christus" heeft de uitwerking zoals die hierboven in punt 12.6. is beschreven. De wet doet ons onze zonde kennen. Ook wij hebben het nog steeds nodig om ontdekt te worden aan onze zonden. Niet om behouden te worden, want dat zijn we al, maar om geheiligd, gereinigd te worden.

Ook bij ons werkt de wet nog steeds als een tuchtmeester tot Christus. Dat heeft niet te maken met ons behoud, maar met onze wandel als christen. De wet overtuigt van zonde en dat doet ons bij het kruis blijven, voor vergeving en reiniging door het bloed van Christus nodig (1 Johannes 1:7 en 1:9).

Als we in eigen kracht bezig zijn (volgens principe van de wet), dan lopen we vast. Dat is heilzaam want dan dringt diep door dat we het christenleven onmogelijk uit eigen kracht kunnen leven. Dat brengt ons er toe om alles van Christus en zijn genade te verwachten. Niet alleen voor onze redding maar ook voor kracht en wijsheid om als christen te leven en te dienen. Bij de meeste van ons kost het God tijd om ons dit te leren (17).  

 

12.10.5. Verlustigen in de wet

 

Romeinen 7:22

 

Voor een christen is het een vreugde om aan de wet te denken, om Gods geboden te overdenken. Hij verlangt er naar om te leven naar Gods wil, om te leven naar de wet van Christus. Het nieuwe leven dat God door de wedergeboorte in hem heeft gelegd strekt zich uit naar het volbrengen van Gods wet.

 

Een christen weet dat Gods geboden niet zwaar zijn. "En zijn geboden zijn niet zwaar" (1 Johannes 5:3). Ze zijn niet zwaar omdat hij ze niet uit eigen kracht hoeft te houden, maar uit de kracht van God. Elk gebod is immers een belofte van wat Gods Geest in ons wil bewerken.

 

12.10.6 God heeft zijn wet in ons gelegd

 

Hebr. 8:10

"Ik zal mijn wetten in hun verstand leggen en die in hun harten schrijven"

 

Dit is een van de zegeningen van het Nieuwe Verbond (18).

 

God heeft bij ieder mens (19) een besef van goed en kwaad in het hart gelegd. Dat besef kan worden dichtgeschroeid en besmet. Bij de wedergeboorte (Joh. 3:3,6; Joh. 1:12,13) komt de Heilige Geest in ons wonen en door zijn werking en door de werking van het woord van God wordt ons geweten gezuiverd. Door de inwoning van de Heilige Geest hebben we in feite de wetgever in ons wonen. De Geest van God stuurt ons, Hij doet ons de bijbel juist verstaan, Hij helpt bij de toepassing van Gods geboden. Zo kunnen wij door de Geest het goede spoor houden (Gal. 5:25).

 

12.11. Wetteloosheid en wetticisme

 

Ten aanzien van onze houding tegenover de wet zijn er twee gevaren. Het eerste is wette­loosheid en het tweede is wetticisme. De natuurlijke mens, die Gods Geest niet heeft, vervalt altijd weer in een van de twee. Ook wij, als christenen, moeten voor deze gevaren waken.

 

12.11.1. Wetteloosheid

 

Wetteloos wil zeggen: zonder wet. Er zijn mensen die de wet van God verwerpen (20) Ze erken­nen geen wet boven zich, ze willen niemand boven zich die hen vertelt wat te doen. Ze zijn zichzelf tot wet. Het gevolg is losbandigheid. Ieder leeft er op los en leeft al zijn hartstoch­ten uit. De bijbel spreekt over losbandig d.w.z. zonder banden, zonder grenzen, zonder wetten.

 

De antichrist wordt "de wetteloze" of "de mens der wetteloosheid" genoemd. De bijbel spreekt over het geheimenis der wetteloosheid.

(2 Thessalonicenzen 2:3-13, speciaal:8 en :7)

 

Een christen is niet zonder de wet van God. Dat is, hierboven, onder punt 12.10.2 besproken en vanuit de bijbel aangetoond.

 

Galaten 5:13-26.

"Want gij zijt geroepen, broeders, om vrij te zijn: (gebruikt) echter die vrijheid niet als een aanleiding voor het vlees, maar dient elkander door de liefde. Want de wet is in een woord vervuld, in dit: gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. ....

Dit bedoel ik: wandelt door de Geest en voldoet niet aan het begeren van het vlees. ... Indien gij u echter door de Geest laat leiden, dan zijt gij niet onder de wet ... Het is duidelijk wat de werken van het vlees zijn ... waarvoor ik u waarschuw, zoals ik u gewaarschuwd heb, dat wie dergelijke dingen bedrijven, het Koninkrijk Gods niet zullen beërven ....."

 

Zie ook:

- 1 Thess. 4:1-8.

"Wie dit verwerpt, verwerpt niet een mens, maar God"

- Efeze 5: 3-13, speciaal:5 en :6.

 

We zijn vrijgemaakt van de wet van Mozes en van het principe der wet (21). Maar we moeten die vrijheid niet misbruiken. God verwacht van ons dat we wandelen "naar de eis der liefde." (Rom. 14:15). We staan onder de heerschappij en discipline van de Heilige Geest (Galaten 5:16,18,25), die ons stuurt in de richting van "dienen door de liefde."

 

De bijbel waarschuwt tegen "christenen" die de genade van de Here Jezus veranderen in losbandigheid (Judas 1:4) (22). Ze redeneren bijvoorbeeld als volgt: "God is liefde, God vergeeft wel, God is blij dat Hij weer wat te vergeven heeft, natuurlijk straft of tuchtigt God niet, God is zo aardig, dat kan ik best doen want God heeft daar wel begrip voor, enzovoorts."

- Romeinen 6:1

- 2 Petrus 2:1-22

  "hun losbandigheden" (:2)

  "de losbandige wandel dier zedelozen" (:7)

  "hun tegen alle wet ingaande werken"  (:8)

  "begerig naar onreinheid, het vlees volgen" (:10)

  "als zij met u feesten" (:13)

  "doordat zij de rechte weg verlaten hebben" (:15)

  "Want met holle hoogdravende klanken verlokken zij door

   vlese­lijke begeerten en door ongebondenheid hen, die zich

   ternauwernood aan hen, die in dwaling verkeren, onttrekken.

   Vrijheid spiegelen zij hun voor, hoewel zij zelf slaven des

   verderfs zijn" (:18,19).

 

Op dit moment is er een sterke stroming binnen de evangeli­sche wereld die niet van Gods wet, van een ingetogen leven wil horen. Ze willen ook niet horen van een God die ongehoorzame kinderen (christenen) tuchtigt als ze koppig vasthouden aan de zonde.

Christenen die er op aandringen dat we naar Gods woord moeten luisteren, dat we de geboden van de Here Jezus moeten bewaren, die vanuit de bijbel aangeven wat fout is en hoe het wel moet, worden door hen van ongeestelijkheid, zelfingenomenheid, hoog­moed, oordelen en "wetticisme" beschul­digd. Dit is een uiting van de Geest van de anti­christ, de geest van de wetteloze, die de evangelische wereld is binnengedrongen.

 

12.11.2. Wetticisme

 

De wet is goed, heilig en rechtvaardig, maar het is mogelijk om de wet op een verkeerde wijze toe te passen.

 

De belangrijkste vormen van wetticisme:

 

(1) Proberen om rechtvaardig te worden bij God door eigen inspan­ning. Proberen om zelf, door goed te leven, Gods zegeningen te verdienen.

(2) Leven uit het principe van de wet d.w.z. uit eigen kracht.

(3) Menselijke geboden toevoegen aan Gods woord.

"geboden van mensen" (Marcus 7:7). Zo kunnen we elkaar, ook als christen, zware lasten opleggen (Matth. 23:2-4). Hetzelfde kan gebeuren als bijbelge­deelten verkeerd worden uitgelegd en toege­past.

(4) Stipt zijn in bijzaken en de kern verwaarlozen.

    (Mattheus 23:23,24)

(5) De wet van Mozes als leefregel nemen, in plaats van de wet van Christus. Dan wordt b.v. het sabbatsgebod nog steeds als wet opgelegd.

(6) Het geestelijk leven voorstellen als een techniek en niet als een relatie. Als een techniek d.w.z. als jij precies weet hoe je de wil van God moet ontdekken (als je de techniek kent) dan komt bij toepassing van die techniek het resultaat er zo uitrollen. Zo werkt het echter niet. De wil van God ontdekken heeft te maken met geleid worden door God Zelf, het heeft te maken met een persoonlijke relatie met God. God weet je ook wel te leiden als je de techniek nog niet goed kent. Trouwens los van de relatie met God werkt de techniek ook niet.

 

Voor een uitgebreidere bespreking van wetticisme, zie de bijbel­studie over wetticisme in "de praktijk van het christenleven II".

 

   ---------------------------------------------------------------------------------

 

Eindnoten

 

Aaa (1) Er is ook nog sprake van de wet van mijn verstand (:23). "­De wet van de zonde" is sterker dan "de wet van mijn verstand", maar "de wet van de Geest des levens" is weer sterker dan "de wet van de zonde." "Want de wet van de Geest des levens heeft u in Christus Jezus vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods" (Rom. 8:2)

"De wet van de zonde, in onze leden" trekt ons nog steeds in de richting van de zonde, maar er werkt nu een sterkere wet in mij, "de wet van de Geest des levens". Deze wet heft de werking van de andere op. Als ik een boek loslaat, dan valt het naar de grond. Dat gebeurt omdat de zwaartekracht op het boek inwerkt, de wet van de zwaartekracht. Als ik het boek vasthoud dan valt het boek niet, ook al trekt de zwaartekracht eraan. Door de kracht van mijn hand ga ik tegen de zwaartekracht in. Ik geef een sterkere tegen­kracht via mijn hand. Maar zo gauw ik mijn hand weghaal valt het boek, want de zwaarte­kracht gaat niet weg. Op dezelfde manier overwint "de wet van de Geest des levens" in ons de naar beneden trek­kende werking van "de wet der zonde". Maar als we niet vervuld blijven met de Heilige Geest, waardoor "de wet van de Geest des levens" in ons kan werken, dan stopt de werking van "de wet van Geest des levens" in ons en krijgt "de wet der zonde" weer de overhand. "De wet van de Geest" werkt in ons als de Geest van God de ruimte heeft in ons leven. Als we de zonden waar God ons bij bepaalt onder ogen zien en belijden, als we ons ter beschikking van God stellen, als we God gehoorzamen waar Hij ons aanspreekt, en als we het in geloof van Hem verwachten en niet van onszelf, dan zal de Geest van God ons vervullen en de zondige natuur in ons uitschakelen door de sterkere "wet van de Geest des levens". Zie de bijbelstudie over de Heilige Geest, het hoofdstuk over de vervulling

 

Aaa (2) Psalm 147:19,20; Deut. 4:8

 

(3) Wij hebben, als christenen, deel aan de zegeningen van het Nieuwe Verbond. De avondmaalsbeker is de beker van het Nieuwe Verbond (Luc. 22:20, 1 Kor. 11:25). De Here Jezus is de borg (degene die er garant voor staat) en de middelaar (de tussenper­soon) van een beter verbond, dat is het Nieuwe Verbond (Hebr. 8:6-13 en Hebr. 7:18-28). In Jeremia 31:31-34 wordt het nieuwe verbond aangekondigd.. Paulus noemt zichzelf en zijn medewerkers "dienaren van een nieuw verbond" (2 Kor. 3:6).

(4) Dit is eigenlijk niet nauwkeurig genoeg. De wet van Mozes bestaat uit ceremoniele voorschriften, strafwetten, burgerlijke wetten en morele voorschriften. In de ceremoniele voorschriften gaat het over heilige dagen, plaatsen, personen en handelingen. In de burgerlijke wetten wordt b.v. het erfrecht behandeld. In het strafrecht wordt de rechtspraak, strafmaat, misdaden die bestraft moeten worden, etc. behandeld. In de morele wetten wordt voorgeschreven hoe de Israelieten met elkaar om moesten gaan, b.v. niet liegen en stelen. Als christen hebben wij nog wel te maken met de morele wet. De morele voorschriften worden door de apostelen bevestigd en toegepast op de christenen. De morele voorschriften zijn opgenomen in de wet van Christus en ze zijn zelfs nog aangescherpt.

 

(5) Zie hoofdstuk 9 "Gehoorzaamheid" in "de praktijk van het Christenleven I". De bijbel spreekt over "de gehoorzaamheid des geloofs" (Rom. 1:5; 15:18; 16:26).

(6) Exodus 31:13,16,17

 

(7) Het kenmerk van een christen is dat hij of zij geleid wordt door de Heilige Geest (Rom. 8:14). W worden aangespoord om ons "door de Geest" te laten leiden (Galaten 5:18). We moeten door de Geest het spoor houden (Galaten 5:25).

Als Christen hebben wij de geboden van Jezus en de instrukties van de apostelen. Daar moeten wij ons op richten. Daarnaast hebben wij ook de leiding van de Heilige Geest. De Heilige Geest helpt ons bij het begrijpen van de bijbel en ook bij het toepas­sen van de bijbel in allerlei konkrete situaties. Soms laat Hij precies de juiste tekst in ons op laten komen. De bijbel is het instrument van de Geest (Efeze 6:17), de leiding van de Geest komt dan ook in de eerste plaats door de bijbel heen, maar daarnaast is er ook de innerlij­ke leiding van Gods Geest. Een aandrang of juist een weerhouding van Gods Geest op onze geest. De leiding van Gods Geest gaat nooit tegen het woord van God in. God leidt ons meestal door een combinatie van de richtlijnen uit de bijbel, de innerlijke leiding van Zijn Geest, en Zijn bestu­ring van de omstandigheden. Voor een uitgebreide uitleg zie de bijbelstudie over leiding in "De praktijk van het christenleven I".

Zie verder in de bijbelstudie over de Heilige Geest hoofdstuk 2 , speciaal punt 2.4, waar gesproken wordt over het verschil tussen de gelovige Israe­liet en de christen.

(8) Romeinen 3:11,19,23

 

(9) in hun eigen geweten gebrandmerkt" (1 Tim. 4:2)

 

(10) Over schuld en schuldgevoelens, zie studie 17 "Schuld, schuldgevoelens en een geweten dat gereinigd is van besef van kwaad" uit "de praktijk van het christenleven I".

(11) Exodus 31:13,16,17 en Kol. 2:16,17

(12) Een theocratie betekent letterlijk Godsregering. Een regering waarbij God het laatste woord heeft. Dat was in Israel het geval, op grond van het verbond dat God met Israel gesloten had. De Nederlandse situatie is anders, want zo'n verbond tussen God en het Nederlandse volk bestaat niet. Als schepper heeft

God natuurlijk wel recht op de gehoorzaamheid van alle mensen. Als Jezus terugkomt zal Hij de wereldregering op zich nemen. Dan komt er dus weer een theocratie.

(13) Zie  Romeinen 4, de voorbeelden van Abraham en David

(14) Voor een bespreking van het bijbelse begrip genade, zie, hoofdstuk 12 "Hoe krijg ik voor elkaar wat God van me vraagt?" van "de praktijk van het christenleven I", speciaal het punt "Wat is genade eigenlijk?"

(15) Dit is eigenlijk niet nauwkeurig genoeg. De wet van Mozes bestaat uit ceremoniele voorschriften, strafwetten, burgerlijke wetten en morele voorschriften. In de ceremoniele voorschriften gaat het over heilige dagen, plaatsen, personen en handelingen. In de burgerlijke wetten wordt b.v. het erfrecht behandeld. In het strafrecht wordt de rechtspraak, strafmaat, misdaden die bestraft moeten worden, etc. behandeld. In de morele wetten word voorgeschreven hoe de Israelieten met elkaar om moesten gaan, b.v. niet liegen en stelen. Als christen hebben wij nog wel te maken met de morele wet. De morele voorschriften worden door de apostelen bevestigd en toegepast op de christenen. De morele voorschriften zijn opgenomen in de wet van Christus en ze zijn zelfs nog aangescherpt. Maar ze zijn wel losgemaakt van het verbond van Mozes.

 

(16) De Geest werkt door onze beschikbaarheid, overgave en ons geloof heen. Hij werkt het in ons en wij werken het uit (Filp. 2:12,13; Kolossenzen 1:29).

Dit werk alleen als we vervuld zijn met Gods Geest. Over de vervulling met Gods Geest, zie hoofdstuk 6 "wordt vervuld met de Geest" van de studie over de Heilige Geest.

 

(17) Zie hoofstuk 18 "Verbrokenheid" uit "de praktijk van het christenleven I"

 

(18) Over het Nieuwe Verbond, zie de bijbelstudie over de verbonden in de studie over “de grote lijnen van de bijbel”

 

(19) Zie, hierboven, 12.2.3.

 

(20) In de theologie wordt dat wel "antinominalis­me" genoemd

 

(21) Zie, hierboven, punt 12.9.

 

(22) Het gaat hier om de losbandige gnostiek. Onze geest is behouden, zo stelt men, wat het lichaam doet, doet er niet toe, dus kun je er op losleven. Voor een voorbeeld van hun denkwijze, zie, Rom. 3:8.

 


Naar de startpagina van de onderwijssite
Link naar de serie bijbelstudies over de zonde